INTRODUCTIE
Simon Simonsz BETS
Joan BETS
Personen
Relaties
Historie

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Historie: Joan Bets

 


JOAN BETS vertrouweling van de Prins van Oranje

Onder de Nederlansche uitgewekenen bevond zich mr. Joan Bets, een aanzienlijk inwoner, schoonzoon van den Voormaligen voorzitter van den Grooten Raad van Mechelen, Everard Nicolai, en zelf advocaat bij dat ligchaam. Hij was een vertrouweling van den Prins van Oranje, van diens broeder Lodewijk, van de Graaf vn Hoogstraten en over het geheel aan den partij der Geuzen toegedaan. Daarbij was hij een geslepen regtsgeleerde terwijl hij zijne ambtgenooten tot het bezoeken der openbare prediking aanmoedigde en daaraan zelf waarschijnlijk deelnam, regelde hij het verzet, dat de advocaten en onderhoorigen van het Hof van Mechelen tegen de besluiten van dat ligchaam inbragten, waarbij hun het bijwonen der preek verboden was. Met nog meer regtsgeleerde handigheid, tragt hij vervolgens een strijd (1) van voorregten aan den gang tusschen den Grooten Raad, de Stedelijke Regering van Mechelen en den Stadhouder, van Hoogstraten.

Alle partijen bleken even ongezind, zeker plakkaat tegende vreemde Predikant af te kondigen, dat de Landvoogd had uitgevaardigd, en zij schoven het zoo lang mogelijk op de baan. Het hoogste Regterlijk Collegie van den Lande, gaf alzoo, schoon in de meest prettige vormen en met behulp van der kunstigst bestudeerde uitvlugten, het voorbeeld van weerspannigheid tegen de besluiten der Regering, en bij dit alles was Joan Bets de raddraayer. Mechelen keerde echter reeds vroeg onder het bedwang der Landvoogdes terug, Hoogstraten werd eruit gezet, en de Hofmeester der Hertogin, Simmeries, trok met eene magtige bezetting daarbinnen.

Toen of later met de komst van Alva, verliet Bets die stad, hij begaf zich naar Meurs bij den graaf van Nieuwenaar, en wachtte daar de indaging af, die hem dan ook reeds op het laatst van 1567, niet vanwege den Bloedraad, maar van wege den Grooten Raad zelven gewerd. Daarbij echter werd hij niet voor den Grooten Raad, noch te Mechelen gedagvaard, maar te Brussel voor den hertog van Alva, of voor regters, door deezen te benoemen! Tegen dien zonderlingen regtsvorm kwam Bets op zijne beurt met alle praktizijns scherpzinnigheid op, en het handige antwoord door hem bij die gelegenheid gesteld, bewust wel, dat hij, een man was, aan wien men zijne aangelegenheden kon betrouwen.

Zoo mij mijn geheugen niet bedriegt, vinden wij in 1568, tijdens de Prins zijn inval in de Nederlanden ondernam, Bets met andere zijner raadslieden te Keulen. De Prinses bevond zich insgelijks aldaar, of kwam er enige tijds later. Bets werd toen haar pleitbezorger en zaakgelastigde bij de poging, welke zij aanwendde, om van de algemeene verbeurdverklaring van ’s Prinsen goederen, die ontheven te krijgen, waarop haar huwelijksinkomen was gevestigd. De Keizer, naar wien Bets zelf heenreisde, de keurvorst van Saxen en de landgraaf van Hessen, werd in die zaak gemengd, welke gedurende de jaren 1569 en 1570 hangende bleef en zonder vrucht afliep!

Hoezeer men het op Bets voorzien had en wat hem te last gelegd werd, blijkt uit de volgende woorden van zijn antwoord:


istic ( Morsam) mullo meo sed ami coreem metu dis eesseram, comprehensis jam plerisque o bid solum quod en permissis concionibus reperti essent: et interim constante rumore divulgatum est, subornatos michi percussores et in caput meum proposita esse praemia.

uit: Het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saxen, blz 134-136. door: R.C. Bakhuizen van den Brink.

extra aantekening:

Bottiger, in den Raumers historisches Tagesbuch, 7er Jahrgang, S 140:
Dr. Betz hatte die soo Ihrer, mit denen er auch nach Spanien gehen sollte ( zo hij dat ooit beloofd heeft, heeft hij zich nooit het voornem gehad die belofte te volbrengen) und die Gelgenheiten der Heimfuhrung der kaiserlichen Prinzessin Anna 1570 bei Philips II (?) zu Gunsten Wilhelms und seiner Gemahlin supplicizen sollte in wien verbraucht, und entschuldigt sich 15-tes Jun, 1570, von Heidelberg aus, sich diesem Auftrage nich unterziehen zu konnen.